Document of bibliographic reference 143003

BibliographicReference record

Type

Bibliographic resource

Type of document

Book chapters

BibLvlCode

AM

Title

Seabirds & offshore wind farms: Monitoring results 2008

Abstract

In 2008, n.v. C-Power started up the construction of the first offshore wind farm at the Belgian Part of the North Sea (BPNS). This wind farm will be located on the shallows of the Thorntonbank, about fifteen nautical miles offshore. At the time of writing six windmills are erected of which two are in operation, but in the near future the wind farm will comprise of 60 turbines in total, each with a capacity of 5MW. Following the reference study (Vanermen et al. 2006), this report presents an update of the reference situation and the results of the year-1 monitoring of the avifauna at the Thorntonbank. To assess possible impacts on seabirds, we implement a methodology based on the BACI-principles. Hence the before-situation (2005-2007) is compared with the situation in 2008, during which the first construction works took place. Possible changes in avian densities are put in perspective by performing the same before-after comparison in a control area (see Vanermen et al. 2006).Based on intensive monitoring in 2005-2007, it seems that Annex I species Little gull, Sandwich tern and Common tern all occur in increased densities at the Thorntonbank wind farm site. On the other hand, Vanermen et al. (2006) overestimated the importance of the area to Great skuas. Next to this, we set up a ranking of seabird species according to their suitability for monitoring. Auks seems the most suitable species, followed by Little gull, Sandwich tern and Common tern. Hence, future monitoring will focus on these 5 species. A comparison of the monitoring results of the reference period (2005-2007) and the first construction year do not yet show clear effects.Meanwhile, n.v. Belwind has received their license for the construction and exploitation of a wind farm comprising of 110 3MW turbines on the Blighbank, 24 nautical miles offshore. Analogous to Vanermen et al. (2006), the Research Institute for Nature and Forest (INBO) carried out a reference study on the ornithological importance of the wind farm site at the BB, and selected a suitable control area.Based on intensive seabird monitoring, we know that the area is characterised by a typical offshore and relatively species-poor bird community. Black-legged kittiwakes and Common guillemots occur in high densities, while there are signs of increased densities of rarer species like Little gull and Great skua. As a control area, we selected an area including the rest of the Blighbank and the Oosthinderbank.Finally, we made a preliminary estimation of the number of collision victims at the future wind farm site at the Thorntonbank, based on flux counts, flying height observations and model calculations. Northern gannets and especially large gulls are most at risk. Meanwhile, this was an inventory of the needed (and lacking) parameters. It appears that radar research will be indispensable for determining data on bird movements, flying heights as well as avoidance behaviour.

Abstract in other language

Gedurende het afgelopen jaar werden de eerste zes windmolens gebouwd op de Thorntonbank. Bovendien zal binnenkort ook aanvang genomen worden met de bouw van een windmolenpark op de Blighbank. Het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) voert een onderzoek uit naar de effecten van de bouw en exploitatie van deze windparken op zeevogels. In het onderhavige rapport worden de monitoringsresultaten voor 2008 voorgesteld.In navolging van de referentiestudie Vanermen et al. (2006), werd de referentiesituatie op de Thorntonbank beschreven zoals die werd opgemeten in de periode 2005-2007. Ook op basis van de bijkomende gegevens blijken Bijlage 1 soorten Dwergmeeuw, Grote stern en Visdief tijdelijk in verhoogde aantallen voor te komen in het windparkgebied. Vanermen et al. (2006) bleken het voorkomen van Grote jager echter te hebben overschat. Daarnaast werd een ranking opgesteld van soorten volgens hun geschiktheid voor monitoring. Criteria hiervoor zijn een homogene verspreiding over windpark- en controlegebied en een zo min mogelijke associatiegraad met visserij. Alkachtigen blijken het meest geschikt voor monitoring, onmiddellijk gevolgd door de Bijlage 1 soorten Dwergmeeuw, Grote stern & Visdief. Toekomstige monitoring zal zich dan ook in de eerste plaatsoespitsen op deze 5 soorten. Een vergelijking van de monitoringsresultaten voor de referentieperiode (2005-2007) en het eerste constructiejaar 2008 laten nog geen duidelijke effecten zien.Voor het eerst werd ook intensief geteld op de Blighbank, dat nog verder in zee ligt dan de Thorntonbank. Het gebied wordt gekarakteriseerd door een pelagische en vrij soortenarme zeevogelgemeenschap. Drieteenmeeuwen en Zeekoeten komen er echter in hoge dichtheden voor en er zijn ook aanwijzingen van verhoogde aantallen Grote jager en Dwergmeeuw. Als referentiegebied werd een zone geselecteerd die onder meer de rest van de Blighbank en de Oosthinderbank omvat. Tenslotte werd een inschatting gemaakt van het aantal aanvaringsslachtoffers, op basis van fluxgegevens, waargenomen vlieghoogten en modelberekeningen. Uit deze resultaten blijkt dat de meeste slachtoffers zullen vallen onder Jan van genten en grotere meeuwen. Tegelijk vormde deze oefening een inventarisatie van de benodigde en nog ontbrekende parameters. Zo zal het toekomstige radaronderzoek onmisbaar blijken voor het nader bepalen van vogelbewegingen (flux) door het windpark, alsook voor de bepaling van vlieghoogtes en vermijdingsgedrag.

Bibliographic citation

Vanermen, N.; Stienen, E.W.M. (2009). Seabirds & offshore wind farms: Monitoring results 2008, in: Degraer, S. et al. Offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: State of the art after two years of environmental monitoring. pp. 151-221

Topic

Marine