one publication added to basket [316701] | Complex project nieuwe sluis Zeebrugge: opmeten densiteitsverschil tussen voorhaven en achterhaven
Vercruysse, J.B.; Vanderkimpen, P.; Claeys, S.; Mostaert, F. (2019). Complex project nieuwe sluis Zeebrugge: opmeten densiteitsverschil tussen voorhaven en achterhaven. Versie 4.0. WL Rapporten, 18_041_1. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VIII, 42 + 13 p. bijl. pp. Part of: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , more |
Available in | Authors | | Document type: Project report
|
Keywords | Hydraulic structures > Locks > Density currents In-situ measurements Locks (Waterways) Measurement > Density measurement Water management > Water quality > Saline intrusion Brackish water | Author keywords | Density difference; Navigation locks |
Contact detailsProposer: Vlaamse overheid; Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken; Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken; Departement Mobiliteit en Openbare Werken; Afdeling Maritieme Toegang , more
Abstract | Het complex project nieuwe sluis Zeebrugge heeft als doel om de nautische toegankelijkheid tot de achterhaven van Zeebrugge te verbeteren. In het kader van dit project vraagt afdeling Maritieme Toegang (aMT, contactpersoon Frederik Buffel) aan het Waterbouwkundig Laboratorium (WL) om het densiteitsverschil tussen de voor- en achterhaven te bepalen. Het karakteriseren van het densiteitsverschil tussen voor- en achterhaven is belangrijk voor het ontwerp van een, eventuele, nieuwe sluis omdat een densiteitsverschil zowel een invloed heeft op het nivelleren van de kolk als op de uitwisselingsstroming die ontstaat na het openen van de deuren. Voor het karakteriseren van dit densiteitsverschil heeft WL van juli 2018 tot en met januari 2019 continue metingen uitgevoerd op drie locaties: op- en afwaarts de Vandammesluis en halverwege het Boudewijnkanaal. Op deze locaties werd op 1.0 m onder het wateroppervlak en nabij de bodem met een CTD sensor de conductiviteit, temperatuur en waterdiepte opgemeten. Op basis van de conductiviteit en temperatuur wordt de saliniteit en densiteit berekend. Bijkomend werden ook twee meetvaarten uitgevoerd waarbij op 8 locaties met een CTD sensor een profiel werd opgemeten. Naast de door WL uitgevoerde metingen worden ook de door de Vlaamse Milieumaatschappij uitgevoerde periodieke metingen van het oppervlaktewater in de voorhaven en halverwege het Boudewijnkanaal en in het verleden uitgevoerde meetcampagnes meegenomen in de analyse. Tijdens het verloop van de door WL uitgevoerde continue metingen werden verschillende problemen opgemerkt met de ingezette CTD sensoren. Dit maakt dat het niet mogelijk is om uit de continue metingen het densiteitsverschil tussen voor- en achterhaven met de gewenste nauwkeurigheid te bepalen. De profielmetingen werden uitgevoerd met een ander type CTD sensor. Hierbij werden geen problemen vastgesteld. Uit de analyse van de vier beschikbare profielmetingen in de achter- en voorhaven volgt een densiteitsverschil 1.0 kg/m3 tot 3.0 kg/m3 tussen voor- en achterhaven. Voor de continue metingen dient opgemerkt te worden dat door de vastgestelde problemen met de ingezette sensoren er geen tijdstip is waarbij zowel aan zijde voorhaven als aan zijde achterhaven goede metingen beschikbaar zijn. Wanneer geen rekening gehouden wordt met deze onzekerheid en met optredende spikes wordt op basis van de continue metingen een maximaal densiteitsverschil 4 à 6 kg/m3 bepaald tussen voor- en achterhaven. Het grootste densiteitsverschil 2 kg/m3 tot 10 kg/m3 met uitschieters tot 16 kg/m3 wordt bepaald op basis van de oppervlaktemetingen van VMM aan de Zweedse kaai en aan de Herdersbrug. Uit de profielmetingen en continue metingen nabij de Herdersbrug werd echter opgemerkt dat op het Boudewijnkanaal gelaagdheid optreedt en dat de densiteit op het Boudewijnkanaal bij momenten lager is dan in de achterhaven. De door VMM uitgevoerde oppervlaktemetingen nabij de Herdersbrug zijn hierdoor niet representatief voor het bepalen van het densiteitsverschil tussen voor- en achterhaven. |
|