one publication added to basket [352376] | Monitoring van de vooroevers in de Oosterschelde en de Westerschelde: in- en epifauna en sedimentkarakteristieken van VOV-locaties (cluster 2.2 en 3.0)
Craeymeersch, J.A.; Hamer, A.; Bittner, O. (2021). Monitoring van de vooroevers in de Oosterschelde en de Westerschelde: in- en epifauna en sedimentkarakteristieken van VOV-locaties (cluster 2.2 en 3.0). Wageningen University & Research Rapport, C075/21. Wageningen Marine Research: Yerseke. 55 pp. https://dx.doi.org/10.18174/555006 Part of: Wageningen University & Research Rapport. Wageningen Marine Research: Yerseke. , more | |
Keywords | | Author keywords | benthos, Oosterschelde, Westerschelde, vooroeververdediging |
Authors | | Top | - Craeymeersch, J.A., more
- Hamer, A.
- Bittner, O.
| | |
Abstract | Om de dijkconstructies rond de Ooster- en Westerschelde te versterken en de veiligheid van het binnendijkse gebied te kunnen waarborgen, worden sinds 2009 de vooroevers van dijken op specifieke locaties in het Zeeuwse Deltagebied bestort. Hiervoor worden diverse materialen gebruikt zoals stortsteen, grind of staalslakken. Voor het aanbrengen van het stortmateriaal is een projectplan Waterwet opgesteld en een vergunning op basis van de wet Natuurbescherming verleend door de provincie Zeeland. Na bestorting van de oever zal op de meeste plaatsen sediment ophopen tussen het gestorte materiaal, en in dit zachte substraat zullen bodemdieren zich weer kunnen gaan vestigen. Ter voldoening aan de voorschriften uit de vergunning wet Natuurbescherming worden de effecten van vooroeververdedigingen gevolgd en geëvalueerd. Het doel van de monitoring is om aan te tonen in welke mate het nieuwe kunstmatige hard substraat weer sedimenteert en of na verloop van tijd het habitat is ontwikkeld tot volwaardig zacht substraat, waarbij de bodemdiergemeenschappen kwalitatief vergelijkbaar zijn met de bodemdiergemeenschappen die voor de ingrepen ter plekke aanwezig waren. Kortom, om aan te tonen in welke mate het nieuwe kunstmatige hard substraat na uitvoering van de bestortingen weer aanslibt tot zacht substraat dat past binnen het habitattype (H1160 ‘Open baaien’ voor de Oosterschelde; H1130 ‘Estuaria’ voor de Westerschelde en H1110 ‘Permanent overstroomde zandbanken’ specifiek voor de locatie Vlissingen). Voor de locaties in de Oosterschelde waar ook breuksteen gebruikt wordt, is het doel tevens om te bepalen wat de ontwikkeling is van een ecologische toplaag in termen van biodiversiteit. Vooraf aan de uitvoering van de bestorting wordt een nulmeting verricht. Dit rapport beschrijft de T0- situatie op een aantal stortlocaties (cluster 3.0) in de Ooster- en Westerschelde waar bestortingen zullen plaatsvinden in de periode 2019 t/m 2021. Daarnaast beschrijft dit rapport de situatie waar in deze periode op 3 locaties (cluster 2.2.) aanvullende eco-elementen (ecotoplaag) worden aangebracht, na eerdere bestortingen. In overeenstemming met eerder onderzoek blijkt de fauna in de Westerschelde sterk verschillend van die van de Oosterschelde, o.a. door een lagere soortenrijkdom. Ook onderling zijn er binnen de twee watersystemen grote verschillen tussen de stortlocaties, ook binnen een watersysteem. De referentielocaties in de Oosterschelde (Flaauwers Inlaag, Wemeldinge Midden en Plompe toren) omvatten de sedimenttypes en faunistische karakteristieken zoals aanwezig op de stortlocaties. De soortensamenstelling wijkt ook af van deze gevonden in MWTL (Monitoring van de Waterkundige Toestand des Lands), waarschijnlijk door lokale omstandigheden bij de dijkvoeten. Dat maakt het gebruik van de MWTL-data als ‘mikpunt’ m.b.t. de habitattypes voor de verwachten toestand na aanslibbing niet ideaal. Video-opnames, in de Oosterschelde, geven aan dat sediment vaak variabel is, ook op relatief korte afstanden, variërend van slibrijk tot grind en hardsubstraat. |
|