one publication added to basket [743] | Algenbegrazing: een nadere analyse van de invloed van toxicanten op het ontstaan van eutrofiëringsproblemen
Jak, R.G.; Michielsen, B.F. (1996). Algenbegrazing: een nadere analyse van de invloed van toxicanten op het ontstaan van eutrofiëringsproblemen. BEON Rapport = BEON-report, 96(4). RIKZ: Den Haag. 56 pp. Part of: BEON Rapport = BEON-report. Programma Bureau BEON: Den Haag. ISSN 0924-6576, more |
Authors | | Top | - Jak, R.G., more
- Michielsen, B.F.
| | |
Abstract | Naast de stimulerende werking van nutriënten op de produktie van fytoplankton, kan ook een verminderde begrazing door zooplankton leiden tot verhoging van dichtheden en veranderingen in de soortensamenstelling van fytoplankton. In deze studie is het effect van (combinaties van) toxische stoffen op de begrazing door zooplankton op modelmatige wijze onderzocht voor de omgeving van het Marsdiep. Dit onderwerp sluit aan op de in BEON kader geformuleerde prioritaire beleidsvragen ten aanzien van de interactie tussen (het niveau van) microverontreinigingen en eutrofiëring. Voor deze studie is een voor zoetwater zooplankton ontwikkelde graasmodule aangepast voor mariene copepoden en ingebouwd in het bestaande eutrofiëringsmodel BLOOM-ZOUT dat voor de Noordzee is ontwikkeld. Dit model beschrijft de ontwikkeling van een viertal fytoplanktongroepen en de totale chlorofylconcentratie als maat voor fytoplankton biomassa. In deze studie is een stand-alone versie van het model toegepast (BLOOM II) voor berekening van de fytoplankton-dynamica voor een segment nabij het Marsdiep. Met nadruk wordt er op gewezen dat Noordzee BLOOM met graasmodule nog niet geheel gekalibreerd is en dat de berekeningen daarom slechts een indicatie geven voor de eventuele indirecte effecten van toxische stoffen op de chlorofylconcentraties en de fytoplankton soortensamenstelling. De geselecteerde toxicanten veroorzaken naar verwachting geen directe effecten op het fytoplankton en toxiciteit op de algen is dan ook niet gemodelleerd. De begrazingsdruk op de 4 onderscheiden fytoplanktongroepen wordt in hoofdzaak bepaald door de zooplankton-biomassa en de mate waarin de fytoplanktongroepen in potentie door het zooplankton begraasbaar zijn. Beide zijn op basis van literatuurgegevens geschat voor 4 soorten copepoden welke dominant in het zooplankton van het Nederlandse kustwater voorkomen. Vanwege de geringe hoeveelheid beschikbare meetgegevens van toxische stoffen in het mariene milieu is gebruik gemaakt van modelberekeningen ontleend aan het MANS- TOX instrument. Bij deze stoffen zijn toxiciteitsgegevens gezocht welke betrekking hebben op bij voorkeur marien zooplankton onder min of meer natuurlijke condities (mesocosm experimenten). Deze zijn aangevuld met laboratorium toxiciteitsgegevens voor zoutwater copepoden en eventueel zoetwater cladoceren (Daphniden). Vanuit deze gegevens zijn chronische EC50-waarden geschat voor totaal kwik, PCB-153, tributyltin, olie, koper, cadmium, lood, zink, atrazine, diuron, lindaan en mevinfos. Berekeningen zijn uitgevoerd met (combinaties van) die stoffen waarvan een overlap van de blootstellingsconcentratie en de dosis-effect curve werd verwacht. Onder de gegeven worst-case condities en aannamen zijn significante effecten van toxische stoffen berekend op zowel de dynamica van de totale fytoplanktonbiomassa (uitgedrukt in chlorofylconcentratie) als op samenstelling van het fytoplankton. Deze modelmatige studie laat zien dat toxische stoffen wel degelijk een rol kunnen spelen bij het optreden van algenbloei door aantasting van de zooplankton begrazingsdruk. Met name van de insekticiden lindaan en mevinfos. welke vooral voorkomen in de periode dat ook de zooplankton biomassa maximaal is. zijn effecten van de combinatie van deze stoffen duidelijk. Juist voor deze stoffen ontbreken echter op marien zooplankton toegespitste toxiciteitsgegevens. Aanbevolen wordt om voor verschillende lokaties modelberekeningen te vergelijken met veldmetingen van zowel contaminantgehalten en planktondynamiek. Daarnaast zou een dynamische modellering van de zooplankton biomassa, in plaats van een forcing-function aanpak, een realistischer beeld geven van de wisselwerking tussen contaminantconcentraties en de actuele zooplankton graasdruk. Experimenteelonderzoek met modelecosystemen (bv. plankton enclosures) kan realistische informatie leveren over zowel het gedrag als de toxiciteit van geselecteerde pesticiden in het mariene milieu. Uit deze studie blijkt dat met name deze toxische stoffen via een verminderde begrazingsdruk een rol spelen bij de vorming van algenbloeien. |
|