Sedimentexport door onbevaarbare waterlopen in Vlaanderen: metingen 2003-2007
Van Hoestenberghe, T.; Voet, M.; Eylenbosch, J.; Cabus, P. (2008). Sedimentexport door onbevaarbare waterlopen in Vlaanderen: metingen 2003-2007. Vlaamse Milieumaatschappij (VMM): Erembodegem. iv, 126 pp. |
Keywords | Measurement Sedimentation Transport > Sediment transport Water bodies > Inland waters Belgium, Flanders [Marine Regions]
|
Authors | | Top | - Van Hoestenberghe, T., more
- Voet, M.
- Eylenbosch, J.
- Cabus, P.
| | |
Abstract | In een periode van 5 jaar is een methode ontwikkeld om sedimentexporten (SE) in suspensie zeer nauwkeurig en continu te meten. De meetstations liggen in kleine hellende en erosiegevoelige stroomgebieden in de bekkens van Bovenschelde en Demer. Ruim 90% van de jaarlijkse sedimentvracht wordt in minder dan 5% van de tijd door de waterloop geëxporteerd, tijdens hoogwaterperiodes.
De specifieke sedimentexport (d.i. sedimentexport per oppervlakte-eenheid van stroomgebied, SSE) is voor de bemeten stroomgebieden van de Bovenschelde voor de periode 2003-2007 1,5 à 2,5 ton per hectare per jaar. De verdeling van de totale sedimentexport over zomer- en wintermaanden is ongeveer gelijk. De runoff uit het stroomgebied blijkt de meest verklarende parameter voor de variatie in specifieke sedimentexport. Correlatie van klassieke stroomgebiedkenmerken met sedimentexport levert niet het gewenste resultaat. Om de invloed van zowel neerslag, stroomgebiedkenmerken als hydrogramkenmerken op de sedimentexport nauwkeurig te begroten moet een ruimtelijk verdeeld sedimenttransportmodel gebruikt worden. De bestaande meetreeksen laten toe de voorspellingskracht van dergelijke modellen te beoordelen en de modellen te kalibreren.
De specifieke sedimentexporten voor de bemeten stroomgebieden van het Demerbekken voor 2006 en 2007 zijn een fractie van de waarden in het Bovenscheldebekken nl. 0,2 à 0,4 ton per hectare per jaar. Verklarende factoren zijn verschillen in neerslag, stroomgebiedkenmerken en runoff. In 2006 en 2007 waren de neerslagintensiteiten in het Demerbekken kleiner dan in het Bovenscheldebekken. Verschillen in stroomgebiedkenmerken tussen Demerbekken en Bovenscheldebekken zoals kleinere hellingen verklaren de lagere erosiviteiten van het Demerbekken ten opzichte van het Bovenscheldebekken. Daarnaast kunnen de geringe sedimentexporten voor de bemeten gebieden van het Demerbekken maar verklaard worden door een lage ‘sediment-doorvoerratio’ voor deze gebieden voor 2006 en 2007. Deze doorvoerratio van een stroomgebied is sterk gelinkt met de runoff en dichtheid van waterlopenstelsel van dit stroomgebied. Beide parameters zijn veel lager voor het Demerbekken dan voor het Bovenscheldebekken.
Door de verschillen in specifieke sedimentexporten wordt verwacht dat het rendement van sedimentvangen minder groot zal zijn in de droge leemstreek (o.m. zuidelijk Demerbekken) dan in het hellende gebied van West- en Oost-Vlaanderen.
In het Bovenscheldebekken zorgt de combinatie van een dicht waterlopenstelsel, een groot verhang van de waterlopen en lichte leemdeeltjes voor het ‘doorspoelen‘ van het sediment vanuit de brongebieden tot in de valleien. Dit is bij benadering geldig voor grote delen van het Bovenscheldebekken, voor het volledige Denderbekken, en voor de meest hellende delen van Leieen IJzerbekken. De inplanting van sedimentvangen gebeurt in deze gebieden best zo ver mogelijk afwaarts, doch opwaarts van vervuilingsbronnen. Als het sediment afgevangen wordt, vooraleer het vervuild wordt, kan de aanlegkost van de sedimentvang door het verschil in ruimingskost met traditionele ruimingen binnen middellange termijn (10-20 jaar) teruggewonnen zijn.
De metingen in het gecontroleerd overstromingsgebied van Huise tonen een vangefficiëntie voor de periode 2003-2007 aan van 40%. Gezien de fijnheid van het sediment (lichte leem) is dit een hoge vangefficiëntie wat aantoont dat het combineren van overstromingsgebieden met sedimentvangen mogelijkheden biedt voor sedimentbeheer in de waterlopen van het hellend gebied van Vlaanderen.
Metingen in het Bovenscheldebekken geven aan dat grasbufferstroken op grote schaal een reductie in de sedimentexport kunnen teweegbrengen, maar dat deze reductie relatief beperkt is als deze stroken niet langs de waterloop gelegen zijn. Het is pas als in het volledige stroomgebied doorgedreven erosiebestrijdingsmaatregelen worden genomen dat belangrijke reducties van de sedimentexport worden ge |
|