Een kroniek van 85 jaar UCB in Zandvoorde, Oostende 1911-1996
Degrieck, A. (2005). Een kroniek van 85 jaar UCB in Zandvoorde, Oostende 1911-1996. Oostendse Historische Publicaties, 13. Stadsbestuur Oostende: Oostende. 325 pp. Part of: Oostendse Historische Publicaties. Stadsbestuur Oostende: Oostende. , more |
Keywords | Economische geschiedenis > Nijverheid en techniek > Scheikundige nijverheid Hedendaagse Tijd (1789-heden) Historical account Industries Oostende > Zandvoorde ANE, Belgium, Oostende [Marine Regions]
|
Abstract | “Den UCB” is een begrip in Oostende. In een stad die voor de rest gedomineerd werd door de toeristische industrie, was de fabriek in Zandvoorde een belangrijk economisch gegeven. Honderden Oostendenaars hebben er hun brood verdiend en iedereen in Oostende kent wel iemand die er gewerkt heeft. Maar voor velen bleef het toch bij dat typische straatbeeld -de fabriek met zijn indrukwekkende gebouwen, buizen en schouwen- en kon men zich niet voorstellen wat zich binnen de muren afspeelde of wat men er fabriceerde. De afgelopen jaren verdween ook de naam UCB en doken er nieuwe op: CNO, Huber, Proviron. Maar de naam UCB staat in het collectieve geheugen van de stad gegrift.Voor het eerst werd de geschiedenis van UCB nu neergeschreven voor een breed publiek. Anton Degrieck, die er zelf zo’n 35 jaar heeft gewerkt, heeft die enorme taak op zich genomen. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is in dergelijke historische overzichten, heeft de auteur zich niet zozeer toegespitst op het personeel dat er werkte, de faits divers en de leuke en minder leuke herinneringen, maar heeft hij vooral de kern van de UCB willen onthullen: de ontwikkeling van de fabriek en van de verschillende producties. Het is een merkwaardig stuk industriële geschiedschrijving geworden, geïllustreerd met enkele honderden foto’s en plannen die een mooi beeld geven van de evolutie van het fabrieksgebeuren.Het boek bestaat uit 2 delen. In een eerste deel wordt de geschiedenis van de UCB geschetst, vanaf het prille begin in 1911 tot in 1996. In een tweede deel komen de producties aan bod. |
|